Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Titus 3

Filémon

Index

Hoofdstuk 1

1


 

  Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en Timotheus, de broeder, aan Filemon, den geliefde, en onzen medearbeider,  

 

 

--

2


 

  En aan Appia, de geliefde, en aan Archippus, onzen medestrijder, en aan de Gemeente, die te uwen huize is:  

 

 

--

3


 

  Genade zij ulieden en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.  

 

 

--

4


 

  Ik dank mijn God, uwer altijd gedachtig zijnde in mijn gebeden;  

 

 

--

5


 

  Alzo ik hoor uw liefde en geloof, hetwelk gij hebt aan den Heere Jezus, en jegens al de heiligen;  

 

 

--

6


 

  Opdat de gemeenschap uws geloofs krachtig worde in de bekendmaking van alle goed, hetwelk in ulieden is door Christus Jezus.  

 

 

--

7


 

  Want wij hebben grote vreugde en vertroosting over uw liefde, dat de ingewanden der heiligen verkwikt zijn geworden door u, broeder!  

 

 

--

8


 

  Daarom, hoewel ik grote vrijmoedigheid heb in Christus, om u te bevelen, hetgeen betamelijk is;  

 

 

--

9


 

  Zo bid ik nochtans liever door de liefde, daar ik zodanig een ben, te weten Paulus, een oud man, en nu ook een gevangene van Jezus Christus.  

 

 

--

10


 

  Ik bid u dan voor mijn zoon, denwelken ik in mijn banden heb geteeld, namelijk Onesimus;  

 

 

--

11


 

  Die eertijds u onnut was, maar nu u en mij zeer nuttig; denwelken ik wedergezonden heb;  

 

 

--

12


 

  Doch gij, neem hem, dat is mijn ingewanden, weder aan;  

 

 

--

13


 

  Denwelken ik wel had willen bij mij behouden, opdat hij mij voor u dienen zou in de banden des Evangelies.  

 

 

--

14


 

  Maar ik heb zonder uw goedvinden niets willen doen, opdat uw goeddadigheid niet zou zijn als naar bedwang, maar naar vrijwilligheid.  

 

 

--

15


 

  Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben.  

 

 

--

16


 

  Nu voortaan niet als een dienstknecht, maar meer dan een dienstknecht, namelijk een geliefden broeder, inzonderheid mij, hoeveel te meer dan u, beide in het vleesen in den Heere.  

 

 

--

17


 

  Indien gij mij dan houdt voor een metgezel, zo neem hem aan, gelijk als mij.  

 

 

--

18


 

  En indien hij u iets verongelijkt heeft, of schuldig is, reken dat mij toe.  

 

 

--

19


 

  Ik, Paulus, heb het geschreven met deze mijn hand, ik zal het betalen; opdat ik u niet zegge, dat gij ook uzelven mij daartoe schuldig zijt.  

 

 

--

20


 

  Ja, broeder, laat mij uwer hierin genieten in den Heere; verkwik mijn ingewanden in den Heere.  

 

 

--

21


 

  Ik heb aan u geschreven, vertrouwende op uw gehoorzaamheid; en ik weet, dat gij doen zult ook boven hetgeen ik zeg.  

 

 

--

22


 

  En bereid mij ook tegelijk een herberg; want ik hoop, dat ik door uw gebeden ulieden zal geschonken worden.  

 

 

--

23


 

  U groeten Epafras, mijn medegevangene in Christus Jezus,  

 

 

--

24


 

  Markus, Aristarchus, Demas, Lukas, mijn medearbeiders.  

 

 

--

25


 

     

 

 

--

Hebreeën 1

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: