Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Johannes 20

Johannes

Index

Hoofdstuk 21

1


 

  Na dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde Zich aldus:  

 

 

--

2


 

  Er waren te zamen Simon Petrus, en Thomas, gezegd Didymus, en Nathanael, die van Kana in Galilea was, en de zonen van Zebedeus, en twee anderen vanZijn discipelen.  

 

 

--

3


 

  Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan ook met u. Zij gingen uit, en traden terstond in het schip; en in dien nacht vingen zij niets.  

 

 

--

4


 

  En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was.  

 

 

--

5


 

  Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen.  

 

 

--

6


 

  En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet meer trekken vanwege demenigte der vissen.  

 

 

--

7


 

  De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde het opperkleed (want hijwas naakt), en wierp zichzelven in de zee.  

 

 

--

8


 

  En de andere discipelen kwamen met het scheepje (want zij waren niet verre van het land, maar omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de vissen.  

 

 

--

9


 

  Als zij dan aan het land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, en vis daarop liggen, en brood.  

 

 

--

10


 

  Jezus zeide tot hen: Brengt van den vissen, die gij nu gevangen hebt.  

 

 

--

11


 

  Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol grote vissen, tot honderd drie en vijftig; en hoewel er zovele waren, zo scheurde het net niet.  

 

 

--

12


 

  Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? wetende, dat het de Heere was.  

 

 

--

13


 

  Jezus dan kwam, en nam het brood, en gaf het hun, en den vis desgelijks.  

 

 

--

14


 

  Dit was nu de derde maal, dat Jezus Zijn discipelen geopenbaard is, nadat Hij van de doden opgewekt was.  

 

 

--

15


 

  Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja,Heere! Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijn lammeren.  

 

 

--

16


 

  Hij zeide wederom tot hem ten tweeden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tothem: Hoed Mijn schapen.  

 

 

--

17


 

  Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief,en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen.  

 

 

--

18


 

  Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Toen gij jonger waart, gorddet gij uzelven, en wandeldet, alwaar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zo zult gijuw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen, waar gij niet wilt.  

 

 

--

19


 

  En dit zeide Hij, betekenende, met hoedanigen dood hij God verheerlijken zou. En dit gesproken hebbende, zeide Hij tot hem: Volg Mij.  

 

 

--

20


 

  En Petrus, zich omkerende, zag den discipel volgen, welken Jezus liefhad, die ook in het avondmaal op Zijn borst gevallen was, en gezegd had: Heere! wie ishet, die U verraden zal?  

 

 

--

21


 

  Als Petrus dezen zag, zeide hij tot Jezus: Heere, maar wat zal deze?  

 

 

--

22


 

  Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? Volg gij Mij.  

 

 

--

23


 

  Dit woord dan ging uit onder de broederen, dat deze discipel niet zou sterven. En Jezus had tot hem niet gezegd, dat hij niet sterven zou, maar: Indien Ik wil, dathij blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan?  

 

 

--

24


 

  Deze is de discipel, die van deze dingen getuigt, en deze dingen geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig is.  

 

 

--

25


 

     

 

 

--

Handelingen 1

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: