Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Lukas 24

Johannes

Index

Hoofdstuk 1

1


 

  In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.  

 

 

--

2


 

  Dit was in den beginne bij God.  

 

 

--

3


 

  Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.  

 

 

--

4


 

  In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen.  

 

 

--

5


 

  En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.  

 

 

--

6


 

  Er was een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes.  

 

 

--

7


 

  Deze kwam tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat zij allen door hem geloven zouden.  

 

 

--

8


 

  Hij was het Licht niet, maar was gezonden, opdat hij van het Licht getuigen zou.  

 

 

--

9


 

  Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld.  

 

 

--

10


 

  Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend.  

 

 

--

11


 

  Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.  

 

 

--

12


 

  Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;  

 

 

--

13


 

  Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn.  

 

 

--

14


 

  En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van denVader), vol van genade en waarheid.  

 

 

--

15


 

  Johannes getuigt van Hem, en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van Welken ik zeide: Die na mij komt, is voor mij geworden, want Hij was eer dan ik.  

 

 

--

16


 

  En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade.  

 

 

--

17


 

  Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.  

 

 

--

18


 

  Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.  

 

 

--

19


 

  En dit is de getuigenis van Johannes, toen de Joden enige priesters en Levieten afzonden van Jeruzalem, opdat zij hem zouden vragen: Wie zijt gij?  

 

 

--

20


 

  En hij beleed en loochende het niet; en beleed: Ik ben de Christus niet.  

 

 

--

21


 

  En zij vraagden hem: Wat dan? Zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben die niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen.  

 

 

--

22


 

  Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord geven mogen dengenen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelven?  

 

 

--

23


 

  Hij zeide: Ik ben de stem des roependen in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht, gelijk Jesaja, de profeet, gesproken heeft.  

 

 

--

24


 

  En de afgezondenen waren uit de Farizeen;  

 

 

--

25


 

  En zij vraagden hem en spraken tot hem: Waarom doopt gij dan, zo gij de Christus niet zijt, noch Elias, noch de profeet?  

 

 

--

26


 

  Johannes antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden, Dien gij niet kent;  

 

 

--

27


 

  Dezelve is het, Die na mij komt, Welke voor mij geworden is, Wien ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden.  

 

 

--

28


 

  Deze dingen zijn geschied in Bethabara, over de Jordaan, waar Johannes was dopende.  

 

 

--

29


 

  Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!  

 

 

--

30


 

  Deze is het, van Welken ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die voor mij geworden is, want Hij was eer dan ik.  

 

 

--

31


 

  En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israel zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen, dopende met het water.  

 

 

--

32


 

  En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef op Hem.  

 

 

--

33


 

  En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hemblijven, Deze is het, Die met den Heiligen Geest doopt.  

 

 

--

34


 

  En ik heb gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van God is.  

 

 

--

35


 

  Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen.  

 

 

--

36


 

  En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods!  

 

 

--

37


 

  En die twee discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus.  

 

 

--

38


 

  En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen:  

 

 

--

39


 

  Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi! (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij?  

 

 

--

40


 

  Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure.  

 

 

--

41


 

  Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren.  

 

 

--

42


 

  Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus.  

 

 

--

43


 

  En hij leidde hem tot Jezus. En Jezus, hem aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus.  

 

 

--

44


 

  Des anderen daags wilde Jezus heengaan naar Galilea, en vond Filippus, en zeide tot hem: Volg Mij.  

 

 

--

45


 

  Filippus nu was van Bethsaida, uit de stad van Andreas en Petrus.  

 

 

--

46


 

  Filippus vond Nathanael en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden, van Welken Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus, denzoon van Jozef, van Nazareth.  

 

 

--

47


 

  En Nathanael zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie.  

 

 

--

48


 

  Jezus zag Nathanael tot Zich komen, en zeide tot hem: Zie, waarlijk een Israeliet, in welken geen bedrog is.  

 

 

--

49


 

  Nathanael zeide tot Hem: Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer u Filippus riep, daar gij onder den vijgeboom waart, zag Ik u.  

 

 

--

50


 

  Nathanael antwoordde en zeide tot Hem: Rabbi! Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israels.  

 

 

--

51


 

  Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, zo gelooft gij; gij zult grotere dingen zien dan deze.  

 

 

--

Johannes 2

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: