Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Hosea 14

Joël

Index

Hoofdstuk 1

1


 

  Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Joel, den zoon van Pethuel:  

 

 

--

2


 

  Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter oren, alle inwoners des lands! Is dit geschied in uw dagen, of ook in de dagen uwer vaderen?  

 

 

--

3


 

  Vertelt uw kinderen daarvan, en laat het uw kinderen hun kinderen vertellen, en derzelver kinderen aan een ander geslacht.  

 

 

--

4


 

  Wat de rups heeft overgelaten, heeft de sprinkhaan afgegeten, en wat de sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten, en wat de kever heeft overgelaten, heeft dekruidworm afgegeten.  

 

 

--

5


 

  Waakt op, gij dronkenen! en weent, en huilt, alle gij wijnzuipers! om den nieuwen wijn, dewijl hij van uw mond is afgesneden.  

 

 

--

6


 

  Want een volk is opgekomen over mijn land, machtig en zonder getal; zijn tanden zijn leeuwentanden, en het heeft baktanden eens ouden leeuws.  

 

 

--

7


 

  Het heeft mijn wijnstok gesteld tot een verwoesting, en mijn vijgeboom tot schuim; het heeft hem ganselijk ontbloot en nedergeworpen, zijn ranken zijn wit geworden.  

 

 

--

8


 

  Kermt, als een jonkvrouw, die met een zak omgord is vanwege den man van haar jeugd.  

 

 

--

9


 

  Spijsoffer en drankoffer is van het huis des HEEREN afgesneden; de priesters, des HEEREN dienaars, treuren.  

 

 

--

10


 

  Het veld is verwoest, het land treurt; want het koren is verwoest, de most is verdroogd, de olie is flauw.  

 

 

--

11


 

  De akkerlieden zijn beschaamd, de wijngaardeniers huilen, om de tarwe en om de gerst, want de oogst des velds is vergaan.  

 

 

--

12


 

  De wijnstok is verdord, de vijgeboom is flauw; de granaatappelboom, ook de palmboom en appelboom; alle bomen des velds zijn verdord; ja de vrolijkheid is verdord van demensenkinderen.  

 

 

--

13


 

  Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars des altaars! gaat in, vernacht in zakken, gij dienaars mijns Gods! want spijsoffer en drankoffer is geweerd van het huisuws Gods.  

 

 

--

14


 

  Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten, en alle inwoners dezes lands, ten huize des HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE.  

 

 

--

15


 

  Ach, die dag! want de dag des HEEREN is nabij, en zal als een verwoesting komen van den Almachtige.  

 

 

--

16


 

  Is niet de spijze voor onze ogen afgesneden? Blijdschap en verheuging van het huis onzes Gods?  

 

 

--

17


 

  De granen zijn onder hun kluiten verrot, de schathuizen zijn verwoest, de schuren zijn afgebroken, want het koren is verdord.  

 

 

--

18


 

  O, hoe zucht het vee, de runderkudden zijn bedwelmd, want zij hebben geen weide, ook zijn de schaapskudden verwoest.  

 

 

--

19


 

  Tot U, o HEERE! roep ik; want een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd, en een vlam heeft alle bomen des velds aangestoken.  

 

 

--

20


 

     

 

 

--

Joël 2

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: