Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Hosea 8

Hosea

Index

Hoofdstuk 9

1


 

  Verblijd u niet, o Israel! tot opspringens toe, gelijk de volken; want gij hoereert van uw God af; gij hebt hoerenloon lief, op alle dorsvloeren des korens.  

 

 

--

2


 

  De dors vloer en de wijnkuip zal henlieden niet voeden; en de most zal hun liegen.  

 

 

--

3


 

  Zij zullen in des HEEREN land niet blijven; maar Efraim zal weder tot Egypte keren, en zij zullen in Assyrie het onreine eten.  

 

 

--

4


 

  Zij zullen den HEERE geen drankofferen doen van wijn, ook zouden zij Hem niet zoet zijn, hun offeranden zouden hun zijn als treurbrood; allen, die dat zouden eten, zoudenonrein worden; want hun brood zal voor hun ziel zijn, het zal in des HEEREN huis niet komen.  

 

 

--

5


 

  Wat zult gijlieden dan doen op een gezetten hoogtijdsdag, en op een feestdag des HEEREN?  

 

 

--

6


 

  Want ziet, zij gaan daarhenen vanwege de verstoring; Egypte zal ze verzamelen, Mof zal ze begraven; begeerte zal er zijn naar hun zilver, netelen zullen hen erfelijk bezitten,doornen zullen in hun tenten zijn.  

 

 

--

7


 

  De dagen der bezoeking zijn gekomen, de dagen der vergelding zijn gekomen; die van Israel zullen het gewaar worden; de profeet is een dwaas, de man des geestes isonzinnig; om de grootheid uwer ongerechtigheid is de haat ook groot.  

 

 

--

8


 

  De wachter van Efraim is met mijn God, maar de profeet is een vogelvangersstrik, op al zijn wegen, een haat in het huis zijns Gods.  

 

 

--

9


 

  Zij hebben zich zeer diep verdorven, als in de dagen van Gibea; Hij zal hunner ongerechtigheid gedenken, Hij zal hun zonden bezoeken.  

 

 

--

10


 

  Ik vond Israel als druiven in de woestijn, Ik zag uw vaderen als de eerste vrucht aan den vijgeboom in haar beginsel; maar zij gingen in tot Baal-Peor, en zonderden zich af tot dieschaamte, en werden gans verfoeilijk naar hun boelerij.  

 

 

--

11


 

  Aangaande Efraim, hunlieder heerlijkheid zal wegvlieden als een vogel; van de geboorte, en van moeders buik, en van de ontvangenis af.  

 

 

--

12


 

  Ofschoon zij hun kinderen mochten groot maken, Ik zal er hen toch van beroven, dat zij onder de mensen niet zullen zijn; want ook, wee hun, als Ik van hen zal geweken zijn!  

 

 

--

13


 

  Efraim is, gelijk als Ik Tyrus aanzag, die geplant is in een liefelijke woonplaats; maar Efraim zal zijn kinderen moeten uitbrengen tot den doodslager.  

 

 

--

14


 

  Geef hun, HEERE! Wat zult Gij geven? Geef hun een misdragende baarmoeder, en uitdrogende borsten.  

 

 

--

15


 

  Al hun boosheid is te Gilgal, want daar heb Ik ze gehaat, om de boosheid van hun handelingen; Ik zal ze uit Mijn huis uitdrijven, Ik zal ze voortaan niet meer liefhebben; al hunvorsten zijn afvalligen.  

 

 

--

16


 

  Efraim is geslagen, hunlieder wortel is verdord, zij zullen geen vrucht voortbrengen; ja, ofschoon zij genereerden, zo zal Ik toch de gewenste vruchten van hun buik doden.  

 

 

--

17


 

  Mijn God zal ze verwerpen, omdat zij naar Hem niet horen; en zij zullen omzwervende zijn onder de heidenen.   

 

 

--

Hosea 10

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: