Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Jesaja 42

Jesaja

Index

Hoofdstuk 43

1


 

  Maar nu, alzo zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israel! vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn.  

 

 

--

2


 

  Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal uniet aansteken.  

 

 

--

3


 

  Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israels, uw Heiland; Ik heb Egypte, Morenland en Seba gegeven tot uw losgeld in uw plaats.  

 

 

--

4


 

  Van toen af, dat gij kostelijk zijt geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt geweest, en Ik heb u liefgehad; daarom heb Ik mensen in uw plaats gegeven, en volken in plaats van uwziel.  

 

 

--

5


 

  Vrees niet, want Ik ben met u; Ik zal uw zaad van den opgang brengen, en Ik zal u verzamelen van den ondergang.  

 

 

--

6


 

  Ik zal zeggen tot het noorden: Geef; en tot het zuiden: Houd niet terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het einde der aarde;  

 

 

--

7


 

  Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb, dien Ik ook gemaakt heb.  

 

 

--

8


 

  Breng voort het blinde volk, hetwelk ogen heeft, en de doven, die oren hebben.  

 

 

--

9


 

  Laat al de heidenen samen vergaderd worden, en laat de volken verzameld worden; wie onder hen zal dit verkondigen? Of laat hen ons doen horen de vorige dingen, laat henhun getuigen voortbrengen, opdat zij gerechtvaardigd worden, en men het hore en zegge: Het is de waarheid.  

 

 

--

10


 

  Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, dat voor Mij geen Godgeformeerd is, en na Mij geen zijn zal.  

 

 

--

11


 

  Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve Mij.  

 

 

--

12


 

  Ik heb verkondigd, en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben.  

 

 

--

13


 

  Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan; Ik zal werken, en wie zal het keren?  

 

 

--

14


 

  Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israels: Om ulieder wil heb Ik naar Babel gezonden, en heb hen allen vluchtig doen nederdalen, te weten de Chaldeen, in deschepen, op welke zij juichten.  

 

 

--

15


 

  Ik ben de HEERE, uw Heilige; de Schepper van Israel, ulieder Koning.  

 

 

--

16


 

  Alzo zegt de HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke wateren een pad maakte;  

 

 

--

17


 

  Die wagenen en paarden, heir en macht voortbracht; te zamen zijn zij nedergelegen, zij zullen niet weder opstaan, zij zijn uitgeblust, gelijk een vlaswiek zijn zij uitgegaan.  

 

 

--

18


 

  Gedenkt der vorige dingen niet, en overlegt de oude dingen niet.  

 

 

--

19


 

  Ziet, Ik zal wat nieuws maken, nu zal het uitspruiten, zult gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in de woestijn een weg leggen, en rivieren in de wildernis.  

 

 

--

20


 

  Het gedierte des velds zal Mij eren, de draken en de jonge struisen; want Ik zal in de woestijn wateren geven, en rivieren in de wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen drinkente geven.  

 

 

--

21


 

  Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen.  

 

 

--

22


 

  Doch gij hebt Mij niet aangeroepen, o Jakob! als gij u tegen Mij vermoeid hebt, o Israel!  

 

 

--

23


 

  Mij hebt gij niet gebracht het kleine vee uwer brandofferen, en met uw slachtofferen hebt gij Mij niet geeerd; Ik heb u Mij niet doen dienen met spijsoffer, en Ik heb u nietvermoeid met wierook.  

 

 

--

24


 

  Mij hebt gij geen kalmus voor geld gekocht, en met het vette uwer slachtoffers hebt gij Mij niet gedrenkt; maar gij hebt Mij arbeid gemaakt, met uw zonden, gij hebt Mij vermoeidmet uw ongerechtigheden.  

 

 

--

25


 

  Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg, om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet.  

 

 

--

26


 

  Maakt Mij indachtig, laat ons te zamen richten, vertelt gij uw redenen, opdat gij moogt gerechtvaardigd worden.  

 

 

--

27


 

  Uw eerste vader heeft gezondigd, en uw uitleggers hebben tegen Mij overtreden.  

 

 

--

28


 

  Daarom zal Ik de oversten des heiligdoms ontheiligen, en Jakob ten ban overgeven, en Israel tot beschimpingen. Jesaja 44  

 

 

--

Jesaja 44

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: