Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Jesaja 20

Jesaja

Index

Hoofdstuk 21

1


 

  De last der woestijn aan de zee. Gelijk de wervelwinden in het zuiden henen doorgaan, zal hij uit de woestijn komen, uit een vreselijk land.  

 

 

--

2


 

  Een hard gezicht is mij te kennen gegeven: die trouweloze handelt trouwelooslijk, en die verstoorder verstoort; trek op, o Elam! beleger ze, o Media! Ik heb al haar zuchting doenophouden.  

 

 

--

3


 

  Daarom zijn mijn lendenen vol van grote krankheid, bange weeen hebben mij aangegrepen, gelijk de bange weeen van een, die baart; ik krom mij van horen, ik word ontsteldvan het aanzien.  

 

 

--

4


 

  Mijn hart dwaalt, gruwen verschrikt mij, de schemering, waar ik naar verlangd heb, stelt Hij mij tot beving.  

 

 

--

5


 

  Bereid de tafel, zie toe, gij wachter! eet, drink; maakt u op, gij vorsten, bestrijkt het schild!  

 

 

--

6


 

  Want aldus heeft de Heere tot mij gezegd: Ga heen, zet een wachter, laat hem aanzeggen, wat hij ziet.  

 

 

--

7


 

  En hij zag een wagen, een paar ruiters, een wagen met ezels, een wagen met kemels; en hij merkte zeer nauw op, met grote opmerking.  

 

 

--

8


 

  En hij riep: Een leeuw, Heere! ik sta op den wachttoren geduriglijk bij dag, en op mijn hoede zet ik mij ganse nachten.  

 

 

--

9


 

  En zie nu, daar komt een wagen mannen, en een paar ruiters! Toen antwoordde hij, en zeide: Babel is gevallen, zij is gevallen! en al de gesneden beelden harer goden heeft Hijverbroken tegen de aarde.  

 

 

--

10


 

  O mijn dorsing, en de tarwe mijns dorsvloers! wat ik gehoord heb van den HEERE der heirscharen, den God Israels, dat heb ik ulieden aangezegd.  

 

 

--

11


 

  De last van Duma. Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht?  

 

 

--

12


 

  De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt.  

 

 

--

13


 

  De last tegen Arabie. In het woud van Arabie zult gijlieden vernachten, o gij reizende gezelschappen van Dedanieten!  

 

 

--

14


 

  Komt den dorstige tegemoet met water; de inwoners des lands van Thema zijn den vluchtende met zijn brood bejegend.  

 

 

--

15


 

  Want zij vluchten voor de zwaarden, voor het uitgetrokken zwaard, en voor den gespannen boog, en voor de zwarigheid des krijgs.  

 

 

--

16


 

  Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Nog binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners zijn, zo zal de heerlijkheid van Kedar ten ondergaan.  

 

 

--

17


 

  En het overgebleven getal der schutters, de helden der Kedarenen, zullen minder worden, want de HEERE, de God Israels, heeft het gesproken.   

 

 

--

Jesaja 22

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: