Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 150

Spreuken

Index

Hoofdstuk 1

1


 

  De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israel,  

 

 

--

2


 

  Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands;  

 

 

--

3


 

  Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden;  

 

 

--

4


 

  Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.  

 

 

--

5


 

  Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen.  

 

 

--

6


 

  Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.  

 

 

--

7


 

  De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.  

 

 

--

8


 

  Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;  

 

 

--

9


 

  Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.  

 

 

--

10


 

  Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;  

 

 

--

11


 

  Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;  

 

 

--

12


 

  Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;  

 

 

--

13


 

  Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.  

 

 

--

14


 

  Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.  

 

 

--

15


 

  Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.  

 

 

--

16


 

  Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.  

 

 

--

17


 

  Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;  

 

 

--

18


 

  En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.  

 

 

--

19


 

  Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.  

 

 

--

20


 

  De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten.  

 

 

--

21


 

  Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;  

 

 

--

22


 

  Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?  

 

 

--

23


 

  Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.  

 

 

--

24


 

  Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte;  

 

 

--

25


 

  En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;  

 

 

--

26


 

  Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.  

 

 

--

27


 

  Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;  

 

 

--

28


 

  Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden;  

 

 

--

29


 

  Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.  

 

 

--

30


 

  Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad;  

 

 

--

31


 

  Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.  

 

 

--

32


 

  Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.  

 

 

--

33


 

     

 

 

--

Spreuken 2

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: