Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 140

Psalmen

Index

Hoofdstuk 141

1


 

  Een psalm van David. HEERE! ik roep U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik tot U roep.  

 

 

--

2


 

  Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen als het avondoffer.  

 

 

--

3


 

  HEERE! zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen.  

 

 

--

4


 

  Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hunlekkernijen.  

 

 

--

5


 

  De rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn; en hij bestraffe mij, het zal olie des hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal ook mijn gebedvoor hen zijn in hun tegenspoeden.  

 

 

--

6


 

  Hun rechters zijn aan de zijde der steenrots vrijgelaten geweest, en hebben gehoord mijn redenen, dat zij aangenaam waren.  

 

 

--

7


 

  Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had.  

 

 

--

8


 

  Doch op U zijn mijn ogen, HEERE, Heere! op U betrouw ik, ontbloot mijn ziel niet.  

 

 

--

9


 

  Bewaar mij voor het geweld des striks, dien zij mij gelegd hebben, en voor de valstrikken van de werkers der ongerechtigheid.  

 

 

--

10


 

  Dat de goddelozen elk in zijn garen vallen, te zamen, totdat ik zal zijn voorbijgegaan.   

 

 

--

Psalmen 142

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: