Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 117

Psalmen

Index

Hoofdstuk 118

1


 

  Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.  

 

 

--

2


 

  Dat Israel nu zegge, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.  

 

 

--

3


 

  Het huis van Aaron zegge nu, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.  

 

 

--

4


 

  Dat degenen, die den HEERE vrezen, nu zeggen, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.  

 

 

--

5


 

  Uit de benauwdheid heb ik den HEERE aangeroepen; de HEERE heeft mij verhoord, stellende mij in de ruimte.  

 

 

--

6


 

  De HEERE is bij mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen?  

 

 

--

7


 

  De HEERE is bij mij onder degenen, die mij helpen; daarom zal ik mijn lust zien aan degenen, die mij haten.  

 

 

--

8


 

  Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen, dan op den mens te vertrouwen.  

 

 

--

9


 

  Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen.  

 

 

--

10


 

  Alle heidenen hadden mij omringd; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.  

 

 

--

11


 

  Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.  

 

 

--

12


 

  Zij hadden mij omringd als bijen; zij zijn uitgeblust als een doornenvuur; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.  

 

 

--

13


 

  Gij hadt mij zeer hard gestoten, tot vallens toe, maar de HEERE heeft mij geholpen.  

 

 

--

14


 

  De HEERE is mijn Sterkte en Psalm, want Hij is mij tot heil geweest.  

 

 

--

15


 

  In de tenten der rechtvaardigen is een stem des gejuichs en des heils; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.  

 

 

--

16


 

  De rechterhand des HEEREN is verhoogd; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.  

 

 

--

17


 

  Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des HEEREN vertellen.  

 

 

--

18


 

  De HEERE heeft mij wel hard gekastijd; maar Hij heeft mij ter dood niet overgegeven.  

 

 

--

19


 

  Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal daardoor ingaan, ik zal den HEERE loven.  

 

 

--

20


 

  Dit is de poort des HEEREN, door dewelke de rechtvaardigen zullen ingaan.  

 

 

--

21


 

  Ik zal U loven, omdat Gij mij verhoord hebt, en mij tot heil geweest zijt.  

 

 

--

22


 

  De steen, dien de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden.  

 

 

--

23


 

  Dit is van den HEERE geschied, en het is wonderlijk in onze ogen.  

 

 

--

24


 

  Dit is de dag, dien de HEERE gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn.  

 

 

--

25


 

  Och HEERE! geef nu heil; och HEERE! geef nu voorspoed.  

 

 

--

26


 

  Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN.  

 

 

--

27


 

  De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest offer met touwen tot aan de hoornen van het altaar.  

 

 

--

28


 

  Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen.  

 

 

--

29


 

  Loof den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.   

 

 

--

Psalmen 119

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: