Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 54

Psalmen

Index

Hoofdstuk 55

1


 

  Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. O God! neem mijn gebed ter oren, en verberg U niet voor mijn smeking.  

 

 

--

2


 

  Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier;  

 

 

--

3


 

  Om den roep des vijands, vanwege de beangstiging des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij.  

 

 

--

4


 

  Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen.  

 

 

--

5


 

  Vrees en beving komt mij aan, en gruwen overdekt mij;  

 

 

--

6


 

  Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht.  

 

 

--

7


 

  Ziet, ik zou ver wegzwerven, ik zou vernachten in de woestijn. Sela.  

 

 

--

8


 

  Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm.  

 

 

--

9


 

  Verslind hen, HEERE! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad.  

 

 

--

10


 

  Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar.  

 

 

--

11


 

  Enkel verderving is binnen in haar; en list en bedrog wijkt niet van haar straat.  

 

 

--

12


 

  Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hemverborgen hebben.  

 

 

--

13


 

  Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende!  

 

 

--

14


 

  Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden; wij wandelden in gezelschap ten huize Gods.  

 

 

--

15


 

  Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen.  

 

 

--

16


 

  Mij aangaande, ik zal tot God roepen, en de HEERE zal mij verlossen.  

 

 

--

17


 

  Des avonds, en des morgens, en des middags zal ik klagen en getier maken; en Hij zal mijn stem horen.  

 

 

--

18


 

  Hij heeft mijn ziel in vrede verlost van den strijd tegen mij; want met menigte zijn zij tegen mij geweest.  

 

 

--

19


 

  God zal horen, en zal hen plagen, als die van ouds zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering is, en zij God niet vrezen.  

 

 

--

20


 

  Hij slaat zijn handen aan degenen, die vrede met Hem hadden; hij ontheiligt Zijn verbond.  

 

 

--

21


 

  Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden.  

 

 

--

22


 

  Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele.  

 

 

--

23


 

  Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen; ik, daarentegen,zal op U vertrouwen.   

 

 

--

Psalmen 56

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: