Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 36

Job

Index

Hoofdstuk 37

1


 

  Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats.  

 

 

--

2


 

  Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat!  

 

 

--

3


 

  Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde.  

 

 

--

4


 

  Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.  

 

 

--

5


 

  God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet.  

 

 

--

6


 

  Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen.  

 

 

--

7


 

  Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks.  

 

 

--

8


 

  En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen.  

 

 

--

9


 

  Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude.  

 

 

--

10


 

  Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden.  

 

 

--

11


 

  Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts.  

 

 

--

12


 

  Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde.  

 

 

--

13


 

  Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt.  

 

 

--

14


 

  Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods.  

 

 

--

15


 

  Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen?  

 

 

--

16


 

  Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen?  

 

 

--

17


 

  Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden?  

 

 

--

18


 

  Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel?  

 

 

--

19


 

  Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis.  

 

 

--

20


 

  Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden.  

 

 

--

21


 

  En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert;  

 

 

--

22


 

  Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit!  

 

 

--

23


 

  Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet.  

 

 

--

24


 

  Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38  

 

 

--

Job 38

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: