Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 27

Job

Index

Hoofdstuk 28

1


 

  Gewisselijk, er is voor het zilver een uitgang, en een plaats voor het goud, dat zij smelten.  

 

 

--

2


 

  Het ijzer wordt uit stof genomen, en uit steen wordt koper gegoten.  

 

 

--

3


 

  Het einde, dat God gesteld heeft voor de duisternis, en al het uiterste onderzoekt hij; het gesteente der donkerheid en der schaduw des doods.  

 

 

--

4


 

  Breekt er een beek door, bij dengene, die daar woont, de wateren vergeten zijnde van den voet, worden van den mens uitgeput, en gaan weg.  

 

 

--

5


 

  Uit de aarde komt het brood voort, en onder zich wordt zij veranderd, alsof zij vuur ware.  

 

 

--

6


 

  Haar stenen zijn de plaats van den saffier, en zij heeft stofjes van goud.  

 

 

--

7


 

  De roofvogel heeft het pad niet gekend, en het oog der kraai heeft het niet gezien.  

 

 

--

8


 

  De jonge hoogmoedige dieren hebben het niet betreden, de felle leeuw is daarover niet heengegaan.  

 

 

--

9


 

  Hij legt zijn hand aan de keiachtige rots, hij keert de bergen van den wortel om.  

 

 

--

10


 

  In de rotsstenen houwt hij stromen uit, en zijn oog ziet al het kostelijke.  

 

 

--

11


 

  Hij bindt de rivier toe, dat niet een traan uitkomt, en het verborgene brengt hij uit in het licht.  

 

 

--

12


 

  Maar de wijsheid, van waar zal zij gevonden worden? En waar is de plaats des verstands?  

 

 

--

13


 

  De mens weet haar waarde niet, en zij wordt niet gevonden in het land der levenden.  

 

 

--

14


 

  De afgrond zegt: Zij is in mij niet; en de zee zegt: Zij is niet bij mij.  

 

 

--

15


 

  Het gesloten goud kan voor haar niet gegeven worden, en met zilver kan haar prijs niet worden opgewogen.  

 

 

--

16


 

  Zij kan niet geschat worden tegen fijn goud van Ofir, tegen den kostelijken Schoham, en den Saffier.  

 

 

--

17


 

  Men kan het goud of het kristal haar niet gelijk waarderen; ook is zij niet te verwisselen voor een kleinood van dicht goud.  

 

 

--

18


 

  De Ramoth en Gabisch zal niet gedacht worden; want de trek der wijsheid is meerder dan der Robijnen.  

 

 

--

19


 

  Men kan de Topaas van Morenland haar niet gelijk waarderen; en bij het fijn louter goud kan zij niet geschat worden.  

 

 

--

20


 

  Die wijsheid dan, van waar komt zij, en waar is de plaats des verstands?  

 

 

--

21


 

  Want zij is verholen voor de ogen aller levenden, en voor het gevogelte des hemels is zij verborgen.  

 

 

--

22


 

  Het verderf en de dood zeggen: Haar gerucht hebben wij met onze oren gehoord.  

 

 

--

23


 

  God verstaat haar weg, en Hij weet haar plaats.  

 

 

--

24


 

  Want Hij schouwt tot aan de einden der aarde, Hij ziet onder al de hemelen.  

 

 

--

25


 

  Als Hij den wind het gewicht maakte, en de wateren opwoog in mate;  

 

 

--

26


 

  Als Hij den regen een gezette orde maakte, en een weg voor het weerlicht der donderen;  

 

 

--

27


 

  Toen zag Hij haar, en vertelde ze; Hij schikte ze, en ook doorzocht Hij ze.  

 

 

--

28


 

  Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des HEEREN is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand. Job 29  

 

 

--

Job 29

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: