Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Numberi 8

Numberi

Index

Hoofdstuk 9

1


 

  En de HEERE sprak tot Mozes in de woestijn van Sinai, in het tweede jaar, nadat zij uit Egypteland uitgetogen waren, in de eerste maand, zeggende:  

 

 

--

2


 

  Dat de kinderen Israels het pascha houden zouden, op zijn gezetten tijd.  

 

 

--

3


 

  Op den veertienden dag in deze maand, tussen twee avonden zult gij dat houden, op zijn gezetten tijd; naar al zijn inzettingen, en naar al zijn rechten zult gij dathouden.  

 

 

--

4


 

  Mozes dan sprak tot de kinderen Israels, dat zij het pascha zouden houden.  

 

 

--

5


 

  En zij hielden het pascha op den veertienden dag der eerste maand, tussen de twee avonden, in de woestijn van Sinai; naar alles wat de HEERE Mozes gebodenhad, alzo deden de kinderen Israels.  

 

 

--

6


 

  Toen waren er lieden geweest, die over het dode lichaam eens mensen onrein waren, en op denzelven dag het pascha niet hadden kunnen houden; daaromnaderden zij voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Aaron op dienzelven dag.  

 

 

--

7


 

  En diezelve lieden zeiden tot hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam eens mensen; waarom zouden wij verkort worden, dat wij de offerande des HEEREN opzijn gezetten tijd niet zouden offeren, in het midden van de kinderen Israels?  

 

 

--

8


 

  En Mozes zeide tot hen: Blijft staande, dat ik hoor, wat de HEERE u gebieden zal.  

 

 

--

9


 

  Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:  

 

 

--

10


 

  Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten, over een dood lichaam onrein, of op een verren weg zal zijn, hij zal dannog den HEERE het pascha houden.  

 

 

--

11


 

  In de tweede maand, op den veertienden dag, tussen de twee avonden, zullen zij dat houden; met ongezuurde broden en bittere saus zullen zij dat eten.  

 

 

--

12


 

  Zij zullen daarvan niet overlaten tot den morgen, en zullen daaraan geen been breken; naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat houden.  

 

 

--

13


 

  Als een man, die rein is, en op den weg niet is, en nalaten zal het pascha te houden, zo zal diezelve ziel uit haar volken uitgeroeid worden; want hij heeft deofferande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet geofferd, diezelve man zal zijn zonde dragen.  

 

 

--

14


 

  En wanneer een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert, en hij het pascha den HEERE ook houden zal, naar de inzetting van het pascha, en naar zijn wijze, alzozal hij het houden; het zal enerlei inzetting voor ulieden zijn, beiden den vreemdeling en den inboorling des lands.  

 

 

--

15


 

  En op den dag van het oprichten des tabernakels bedekte de wolk den tabernakel, op de tent der getuigenis; en in den avond was over den tabernakel als eengedaante des vuurs, tot aan den morgen.  

 

 

--

16


 

  Alzo geschiedde het geduriglijk; de wolk bedekte denzelven, en des nachts was er een gedaante des vuurs.  

 

 

--

17


 

  Maar nadat de wolk opgeheven werd van boven de tent, zo verreisden ook daarna de kinderen Israels; en in de plaats, waar de wolk bleef, daar legerden zich dekinderen Israels.  

 

 

--

18


 

  Naar den mond des HEEREN, verreisden de kinderen Israels, en naar des HEEREN mond legerden zij zich; al de dagen, in dewelke de wolk over den tabernakelbleef, legerden zij zich.  

 

 

--

19


 

  En als de wolk vele dagen over den tabernakel verbleef, zo namen de kinderen Israels de wacht des HEEREN waar, en verreisden niet.  

 

 

--

20


 

  Als het nu was, dat de wolk weinige dagen op den tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij.  

 

 

--

21


 

  Maar was het, dat de wolk van den avond tot den morgen daar was, en de wolk in den morgen opgeheven werd, zo verreisden zij; of des daags, of des nachts, alsde wolk opgeheven werd, zo verreisden zij.  

 

 

--

22


 

  Of als de wolk twee dagen, of een maand, of vele dagen vertoog op den tabernakel, blijvende daarop, zo legerden zich de kinderen Israels, en verreisden niet; en alszij verheven werd, verreisden zij.  

 

 

--

23


 

  Naar den mond des HEEREN legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij; zij namen de wacht des HEEREN waar, naar den mond desHEEREN, door de hand van Mozes.   

 

 

--

Numberi 10

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: