Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Genesis 24

Genesis

Index

Hoofdstuk 25

1


 

  En Abraham voer voort, en nam een vrouw, wier naam was Ketura.  

 

 

--

2


 

  En zij baarde hem Zimran en Joksan, en Medan en Midian, en Jisbak en Suah.  

 

 

--

3


 

  En Joksan gewon Seba en Dedan; en de zonen van Dedan waren de Assurieten,en Letusieten, en Leummieten.  

 

 

--

4


 

  En de zonen van Midian waren Efa en Efer, en Henoch en Abida, en Eldaa. Dezeallen waren zonen van Ketura.  

 

 

--

5


 

  Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had.  

 

 

--

6


 

  Maar aan de zonen der bijwijven, die Abraham had, gaf Abraham geschenken; enzond hen weg van zijn zoon Izak, terwijl hij nog leefde, oostwaarts naar het landvan het Oosten.  

 

 

--

7


 

  Dit nu zijn de dagen der jaren des levens van Abraham, welke hij geleefd heeft,honderd vijf en zeventig jaren.  

 

 

--

8


 

  En Abraham gaf den geest en stierf, in goede ouderdom, oud en des levens zat,en hij werd tot zijn volken verzameld.  

 

 

--

9


 

  En Izak en Ismael, zijn zonen, begroeven hem, in de spelonk van Machpela, inden akker van Efron, den zoon van Zohar, den Hethiet, welke tegenover Mamreis;  

 

 

--

10


 

  In den akker, dien Abraham van de zonen Heths gekocht had, daar is Abrahambegraven, en Sara, zijn huisvrouw.  

 

 

--

11


 

  En het geschiedde na Abrahams dood, dat God Izak, zijn zoon, zegende; en Izakwoonde bij de put Lachai-Roi.  

 

 

--

12


 

  Dit nu zijn de geboorten van Ismael, den zoon van Abraham, dien Hagar, deEgyptische, dienstmaagd van Sara, Abraham gebaard heeft.  

 

 

--

13


 

  En dit zijn de namen der zonen van Ismael, met hun namen naar hun geboorten.De eerstgeborene van Ismael, Nabajoth; daarna Kedar, en Adbeel, en Mibsam,  

 

 

--

14


 

  En Misma, en Duma, en Massa,  

 

 

--

15


 

  Hadar en Thema, Jetur, Nafis en Kedma.  

 

 

--

16


 

  Deze zijn de zonen van Ismael, en dit zijn hun namen, in hun dorpen en paleizen,twaalf vorsten naar hun volken.  

 

 

--

17


 

  En dit zijn de jaren des levens van Ismael, honderd zeven en dertig jaren; en hijgaf den geest, en stierf, en hij werd verzameld tot zijn volken.  

 

 

--

18


 

  En zij woonden van Havila tot Sur toe, hetwelk tegenover Egypte is, daar gij gaatnaar Assur; hij heeft zich nedergeslagen voor het aangezicht van al zijn broederen.  

 

 

--

19


 

  Dit nu zijn de geboorten van Izak, den zoon van Abraham: Abraham gewon Izak.  

 

 

--

20


 

  En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de dochter van Betuel, denSyrier, uit Paddan-Aram, de zuster van Laban, den Syrier, zich ter vrouw nam.  

 

 

--

21


 

  En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zijwas onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka,zijn huisvrouw, zwanger werd.  

 

 

--

22


 

  En de kinderen stieten zich samen in haar lichaam. Toen zeide zij: Is het zo?waarom ben ik dus? en zij ging om den HEERE te vragen.  

 

 

--

23


 

  En de HEERE zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, en twee natien zullenzich uit uw ingewand van een scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan hetandere volk; en de meerdere zal den mindere dienen.  

 

 

--

24


 

  Als nu haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen in haarbuik.  

 

 

--

25


 

  En de eerste kwam uit, ros; hij was geheel als een haren kleed; daarom noemdenzij zijn naam Ezau.  

 

 

--

26


 

  En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield; daaromnoemde men zijn naam Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon.  

 

 

--

27


 

  Als nu deze jongeren groot werden, werd Ezau een man, verstandig op de jacht,een veldman; maar Jakob werd een oprecht man, wonende in tenten.  

 

 

--

28


 

  En Izak had Ezau lief; want het wildbraad was naar zijn mond; maar Rebekka hadJakob lief.  

 

 

--

29


 

  En Jakob had een kooksel gekookt; en Ezau kwam uit het veld, en was moede.  

 

 

--

30


 

  En Ezau zeide tot Jakob: Laat mij toch slorpen van dat rode, dat rode daar, wantik ben moede; daarom heeft men zijn naam genoemd Edom.  

 

 

--

31


 

  Toen zeide Jakob: Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte.  

 

 

--

32


 

  En Ezau zeide: Zie, ik ga sterven; en waartoe mij dan de eerstgeboorte?  

 

 

--

33


 

  Toen zeide Jakob: Zweer mij op dezen dag! en hij zwoer hem; en hij verkochtaan Jakob zijn eerstgeboorte.  

 

 

--

34


 

  En Jakob gaf aan Ezau brood, en het linzenkooksel; en hij at en dronk, en hijstond op en ging heen; alzo verachtte Ezau de eerstgeboorte.   

 

 

--

Genesis 26

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: